Ruimte maken voor ontmoeting
De buurt als sociale leefomgeving
De buurt als sociale leefomgeving
De buurt als gezonde en sociale leefomgeving: de afgelopen coronajaren hebben ons opnieuw op het belang ervan gewezen. Als plek waar je je thuis voelt, een ommetje kunt maken, even kunt sporten en buurtgenoten kunt ontmoeten. Toch komt deze sociale waarde van de buurt – ondanks vele mooie voorbeelden – nog lang niet overal tot zijn recht.
De publieke ruimte en aanwezige voorzieningen staan onder druk, zowel in de stad als daarbuiten. Tegelijkertijd zijn de beleidsverwachtingen voor de buurt als zorgzame omgeving juist gegroeid. Die paradox knelt en vraagt om gericht beleid voor een toekomstbestendige inrichting en adequate sociale infrastructuur voor buurten en dorpen.
Als Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en College van Rijksadviseurs pleiten wij in dit advies voor een herwaardering van de buurt als gezonde en sociale leefomgeving. We zijn ervan overtuigd dat ruimtelijke condities de sociale cohesie kunnen bevorderen. De ingrijpende ruimtelijke transities op het gebied van wonen, mobiliteit, energie en klimaat kunnen als hefbomen dienen om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Die kans mag niet worden gemist, maar dat gaat niet vanzelf.
Een smalle aanpak die zich vooral richt op snelle en harde resultaten (meer woningen, minder CO2‑uitstoot) heeft risico’s: verlies van sociale samenhang en nieuwe buurten waar het niet fijn wonen is. Het afwenden van die risico’s vereist dat gezondheid en sociale kwaliteit beter dan nu worden meegenomen in beleidsafwegingen en ontwerpkeuzes. Juist nu er hard gewerkt moet worden aan verduurzaming, nieuwe vormen van mobiliteit en de bouw van meer woningen, is ruimte maken voor ontmoeting essentieel. Dat kan niet zonder directe inzet en betrokkenheid van lokale gemeenschappen en maatschappelijk initiatief.
Voor het Rijk betekent dat: heldere doelen stellen en zelf het goede voorbeeld geven. Bijvoorbeeld door eigen vastgoed een maatschappelijke bestemming te geven en door interdepartementaal beter samen te werken. Gemeenten moeten meer buurtgericht gaan werken en nieuwe manieren vinden om dat ondersteunend aan bewoners en gebruikers te doen. Ook andere organisaties die fysiek in de buurt aanwezig zijn, spelen een belangrijke rol, zoals woningcorporaties en zorgorganisaties. Daarom pleiten we er ook voor hen meer ruimte en ondersteuning te geven om hun deuren makkelijker te openen voor buurtbewoners of zich actiever in te zetten voor hun buurt.
Ruimte maken voor ontmoeting is zo een gezamenlijke opgave voor overheden, burgers en maatschappelijke organisaties. We hopen dat dit advies inspiratie biedt voor alle partijen die ermee bezig zijn. We zetten het gesprek erover graag voort en leveren waar mogelijk graag een verdere bijdrage.
Jet Bussemaker Voorzitter RVS |
Francesco Veenstra Voorzitter CRa |
Dit gezamenlijke advies van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en het College van Rijksadviseurs (CRa) gaat over het belang van een sociale leefomgeving in buurten en dorpen. Het is wat ons betreft een van dé lessen van de coronapandemie: we zijn de waarde gaan zien van onze directe woonomgeving voor ons welzijn, als plek waar je je thuis voelt, rustig een ommetje kunt maken, even kunt sporten en buurtgenoten kunt ontmoeten. Een buurt, met andere woorden, die de voorwaarden schept voor een gezond en sociaal leven.
Inzichten van corona
“Elke pandemie in de geschiedenis biedt lessen voor een gezonde leefomgeving. Dat is met corona niet anders. De pest bracht steden bestrating en ommuring, cholera bracht in de negentiende eeuw riolering en stromend water. In de huidige crisis zijn we in het dagelijks leven meer dan ooit aangewezen op onze directe woonomgeving, thuis en in onze buurt. We ontdekken (opnieuw?) hoe belangrijk een veilige, sociale, groene en toegankelijke woonomgeving is. Voor jong en oud, gezond en kwetsbaar. Voor een ommetje, een boodschap en als plek om te sporten en te bewegen. En vooral: door het coronavirus ervaren we het belang van sociale ontmoeting, juist ook ‘in het echt’ en in het licht van de drukke, digitale en diverse levens, waarin we al snel langs buurtgenoten heen leven.” noot 1
We zien de afgelopen jaren groeiende aandacht voor het belang van onderlinge verbondenheid en sociaal contact als essentieel onderdeel van een gezonde leefomgeving. Het past bij recente pleidooien voor een ‘zorgzame samenleving’, noot 2 ‘naoberschap’ noot 3 en meer ‘sociale samenhang in de buurt’, noot 4 en in recente adviezen heeft de RVS er zelf meer of minder direct op gewezen. noot 5 Ook zien we in het land veel mooie voorbeelden van gelegenheden voor burgers om elkaar te ontmoeten en makkelijker mee te doen aan het maatschappelijke leven.
Tegelijkertijd is het voor lokale initiatiefnemers vaak tegen de stroom in roeien, en stokt opschalen of verspreiden. De realiteit is dan ook dat buurtbanden onder druk staan. Sociale contacten tussen buurtgenoten komen niet vanzelfsprekend tot stand en ook de leefbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen loopt terug.
Ruimtelijk perspectief: leefbaarheid en toegang tot voorzieningen loopt terug
Vanuit ruimtelijk perspectief zien we een woonomgeving waarin de leefbaarheid en de toegankelijkheid van (basis)voorzieningen terugloopt. Op het platteland gaat het dan vooral om de nabijheid van voorzieningen als winkels en bibliotheken. noot 6 In steden is de toegang tot voorzieningen of tot een uitnodigende publieke ruimte in de buurt geen gegeven. Bijvoorbeeld doordat voorzieningen samenklonteren aan de randen van de stad en doordat de publieke ruimte ‘commercialiseert’: op steeds meer plekken moet je een consumptie bestellen om op een stoel of een bankje te mogen zitten. noot 7 De uitbreiding van de terrassen na corona heeft die ontwikkeling versterkt. Het aanbod van (semi)openbare gebouwen met een maatschappelijke functie, zoals stadsdeelkantoren, bibliotheken, postkantoren en kerken, neemt af. Daarom concludeerden we al eerder dat veel Nederlandse woonwijken onvoldoende toekomstbestendig zijn in het licht van een vergrijzende bevolking en de hardnekkige verschillen in gezondheid en bestaanszekerheid. noot 8
Maatschappelijk perspectief: onderlinge verbondenheid erodeert
Deze ruimtelijke ontwikkeling van buurten is extra problematisch, omdat vanuit maatschappelijk perspectief de onderlinge verbondenheid in onze samenleving lijkt te eroderen. Maatschappelijke scheidslijnen groeien en levens spelen zich vooral af in bubbels van gelijkgestemden – en steeds meer online. Teken aan de wand is de groei van het aantal alleenwonenden. noot 9 Zeker mensen met een beperking, kwetsbare mensen of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt ervaren moeite om mee te doen aan de samenleving.
Tegelijkertijd verwachten beleidsmakers juist wel steeds meer van de sociale relaties die ‘in de buurt’ ontstaan. Mensen met een zorgbehoefte of beperking worden gestimuleerd om zo lang mogelijk thuis te wonen en zo veel mogelijk ‘zorg in de wijk’ te ontvangen. Ook vanuit beleid dat gericht is op meer preventie en de Juiste Zorg op de Juiste Plek wordt al snel naar de buurt gekeken voor oplossingen. De achterliggende gedachte is dat zij dan makkelijker mee kunnen doen in de samenleving, en dat naasten en buurtgenoten elkaar daardoor meer zullen bijstaan. noot 10
Die verwachtingen lijken erg hoog gegrepen. noot 11 Mensen met een mentale beperking die in de wijk wonen lukt het bijvoorbeeld juist minder goed om mee te doen in de samenleving. noot 12 Eenzaamheidscijfers blijken hardnekkig. noot 13 En ouderen en mensen met een lichamelijke beperking ervaren sociale drempels of een te beperkt aanbod van voorzieningen op loopafstand. noot 14 Ook vindt slechts minder dan 30% van de Nederlanders dat buren zich verplicht zouden moeten voelen om hulpbehoevende buren te helpen. noot 15 Beleidsidealen als ‘samenredzaamheid’ of ‘de participatiesamenleving’ komen niet vanzelf tot stand.
Aandacht voor het belang van een sociale leefomgeving is lang beperkt geweest, ook in beleid dat gericht is op het vergroten van de leefbaarheid van achterstandswijken in grote steden. noot 16 Sinds 2010 is aandacht voor leefbare buurten beetje bij beetje verwaterd. Zo zijn specifieke investeringsbudgetten afgebouwd en nationale programma’s afgelopen en zijn de taken van woningcorporaties op dit terrein beperkt. Vanuit het sociaal domein wordt sinds 2015 weliswaar wijkgericht gewerkt via ‘wijkteams’, maar hun aandacht ligt primair op het ondersteunen van individuele cliënten of huishoudens.
Langzaam zien we de sociale waarde van de buurt weer op de radar verschijnen. Daarbij blijft het vaak wel bij algemene visies, waarbij het belang van de sociale leefomgeving nog beperkt terugkeert in de programma’s en agenda’s die concreet uitvoering moeten geven aan deze visies (zie kader). In de lokale praktijk blijken beleidsvisies onvoldoende dwingend of bieden ze vanwege het algemene karakter nog weinig inspiratie. noot 17 Zonder meer houvast ligt blijvende handelingsverlegenheid dus op de loer. noot 18 Het coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV heeft weliswaar als deel van de titel Omzien naar elkaar en spreekt van “wonen […] in een leefbare wijk” als eerste levensbehoefte, maar wordt op dit punt nauwelijks concreet. noot 19
We zien in recente nationale beleidsinitiatieven gelukkig wel meer aandacht voor leefbare buurten. Nog steeds is de blik echter vooral gericht op een beperkt aantal grootstedelijke achterstandswijken. noot 20 Terwijl het vraagstuk breder is: ook daarbuiten is aandacht voor de sociale waarde van de buurt van belang. Zo is er in stadse volkswijken vaak een sterke sociale cohesie, terwijl die kan ontbreken in villawijken of nieuwbouwwijken. Ten slotte zien we hoe beleidsmakers worstelen met het samenspel met bewoners bij de (ruimtelijke) ontwikkeling van buurten. In het bureaucratische geweld van ruimtelijke planvorming staan burgers te vaak aan de zijlijn, terwijl juist een proces van co-creatie en het faciliteren van meer eigenaarschap essentieel zijn om effectief en duurzaam te werken aan de ruimtelijke en sociale ontwikkeling van buurten.
Recente beleidsaandacht voor de buurt als sociale leefomgeving
Het belang van een sociale leefomgeving is recent expliciet onderdeel geworden van brede, landelijke beleidsvisies op zowel gezondheid als ruimtelijke inrichting.
In een aantal andere landelijke beleidsprogramma’s en initiatieven zien we aandacht voor het belang van de buurt als sociale leefomgeving.
We staan aan de vooravond van ingrijpende ruimtelijke transities. Er is werk aan de winkel om voldoende woningen te bouwen, bestaande woningen te verduurzamen, energienetwerken te vernieuwen, buurten klimaatadaptief te maken en de openbare ruimte voor te bereiden op nieuwe vormen van mobiliteit. Deze transities bieden kansen om te werken aan een gezonde en sociale leefomgeving. Als hefbomen om samen aan de slag te gaan in de eigen buurt en tegelijk de onderlinge contacten aan te halen, juist nu de schop de komende jaren drastisch de grond in gaat en bestaande buurten een nieuw uiterlijk zullen krijgen. Met het geld en de middelen die hiervoor beschikbaar komen, kan ook de sociale leefomgeving worden versterkt. De komende ruimtelijke transities bieden, letterlijk en figuurlijk, de ruimte voor verandering.
Essenburgpark Rotterdam
Een voorbeeld van het verbinden van sociale en duurzaamheidsdoelen is te vinden in het Essenburgpark in Rotterdam . Bewoners hebben daar een stuk wilde natuur langs het spoor in beheer gekregen van de gemeente en maakten in samenspraak met het waterschap een plan voor een stadspark. Ontmoeting, waterbehoud en het tegengaan van hittestress komen hier samen.
In de noodzakelijke voortvarendheid schuilt echter ook een risico. Sociale en gezondheidswaarden delven al snel het onderspit bij een te smalle aanpak die zich vooral richt op snelle en ‘harde’ resultaten (zo snel mogelijk meer woningen en minder CO2‑uitstoot), zeker als er spanningen ontstaan tussen (snel) werken aan ruimtelijke transities en (de kwaliteit van) de buurt als gezonde en sociale leefomgeving. Dat is nu bijvoorbeeld al te zien in de manier waarop bewoners snel buiten beeld kunnen raken in ruimtelijke planvorming, waarin private partijen steeds meer de toon zetten. noot 26 Burgers ervaren ingrepen in hun leefomgeving dan alsof ze hen door de strot worden geduwd. noot 27 Het evenwicht tussen de beleidswereld en de leefwereld is dan zoek.
De aanstaande ruimtelijke transities dragen dus niet automatisch bij aan fijnere buurten. Daarom is meer gerichte aandacht nodig voor de collectieve voorzieningen en ruimtelijke condities die de gelegenheid kunnen scheppen voor ontmoeting. Want veerkrachtige en gezonde buurten vragen om sterke sociale relaties. Die waarden zijn wellicht minder grijpbaar en meetbaar, maar daarom niet minder belangrijk. Naast vooral aandacht voor individuele zorg en hulp (‘Juiste Zorg’) vraagt dat een focus op de buurt als ‘de Juiste Plek’ om samen te wonen en te leven. Ontmoeting als vorm van ‘collectieve preventie’ om de stijgende zorgkosten mee in de hand te houden.
Onder de noemer WHO CARES bogen we ons de afgelopen jaren over de noodzaak van vernieuwende vormen van wonen en zorg voor de groeiende groep ouderen. In dit advies stappen we als het ware de drempel over en richten ons op de omgeving waarin die woningen staan. In dit advies kijken wij in brede zin naar het belang van een sociale leefomgeving voor alle bewoners. Wel hebben we speciale aandacht voor diegenen die drempels ervaren om goed mee te kunnen doen in de samenleving, bijvoorbeeld door kwetsbaarheid, beperkingen of ouderdom. noot 28 Dit vanuit de centrale vraag:
Hoe kunnen Rijk en gemeenten burgers, private partijen en maatschappelijke organisaties beter in staat stellen om werk te maken van de sociale leefomgeving in buurten en dorpen?
We richten ons in dit advies op de waarde van (collectieve) plekken, voorzieningen en de publieke ruimte in buurten. Met andere woorden, op de ‘sociale infrastructuur’ die bewoners in staat stelt elkaar te ontmoeten. noot 29 Maar we beperken ons daarmee niet tot een puur ruimtelijk perspectief. Ook bijvoorbeeld programmering, gebruik en gastheerschap zijn belangrijk om plekken van waarde te laten zijn.
In de zomer van 2021 publiceerde de RVS een online verkenning over het thema van dit advies. Daarnaast hebben wij de afgelopen maanden verdiepende gesprekken gevoerd met lokale en nationale beleidsmakers om te horen waar zij in de praktijk tegenaan lopen en wat hen daarbij zou helpen. In het volgende hoofdstuk schetsen we de lessen die we leerden over het belang van een sociale leefomgeving met voldoende ruimte, plekken en voorzieningen voor ontmoeting, en over het feit dat die niet vanzelf tot stand komt. Met de adviezen die we vervolgens geven, willen we houvast en inspiratie bieden voor hoe het wel kan.
Lessen van de online verkenning
In de zomer van 2021 publiceerden wij de online verkenning Ruimte maken voor ontmoeting. Daarin dachten uiteenlopende denkers, doeners en verbeelders met ons mee. Hun bijdragen, aangevuld met de inzichten die anderen de afgelopen jaren publiceerden, bieden belangrijke inhoudelijke kaders voor onze adviezen. In dit intermezzo halen we de belangrijkste lessen naar boven. Lessen over het belang van uiteenlopende vormen van sociaal contact, zowel voor ons individuele welzijn als voor onze samenleving als geheel. Over wat een adequate sociale infrastructuur eigenlijk is, en hoe ontwerp, architectuur en kunst daaraan kunnen bijdragen. En over de ingewikkeldheden die komen kijken bij sturen op sociale ontmoetingen via ruimtelijk beleid. Daarbij past een actieve rol voor overheden, die vooral inspeelt op de energie die bij bewoners, private partijen en maatschappelijke organisaties ontstaat. Het gaat dus niet om dwingen of duwen, maar om gelegenheid scheppen voor sociaal contact en daarmee maatschappelijk initiatief versterken.
Sociaal contact is inherent verweven met onze gezondheid en ons welzijn, als manier om eenzaamheid te voorkomen en je gezien en gehoord te voelen. Natuurlijk bestaan er persoonlijke verschillen in voorkeuren en behoeften en schuilt er waarde in alleen kunnen zijn of een anoniem leven kunnen leiden. Toch zijn we afgelopen coronatijd extra gewezen op de zware wissel die eenzaamheid kan trekken op mensen. Ook zijn we gewezen op het grote belang van fysiek contact in tijden van digitalisering. En hebben we gezien hoe sociaal isolement kan leiden tot marginalisering. Als er iets is dat gegarandeerde gezondheidswinst oplevert, is het wel actief mee blijven doen aan de samenleving.
Dat kan bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk, informele zorg of – nog alledaagser – af en toe een praatje met de buren. noot 30 Kijk naar de historische waarde van het kerk- en verenigingsleven. Sociaal contact biedt zo sociaal kapitaal, als netwerk waarop gebouwd kan worden bij tegenslag, noot 31 of als bouwstenen voor het ontwikkelen van sociale vaardigheden zoals inlevingsvermogen. noot 32 Meer indirect geldt dat onderlinge verbondenheid kan bijdragen aan gezondheid door het gat te vullen dat het professionele zorgaanbod niet kan opvullen. Groeiende personeelstekorten in de zorg vragen om nieuwe vormen van samen leven en zorgen.
BuurtWerkKamers
Hoe het sociaal kapitaal van buurtbanden praktisch kan bijdragen aan de sociale problemen van mensen, blijkt uit de ervaringen met de Amsterdamse BuurtWerkKamers. noot 33 Het zijn bewonerstrefpunten waar mensen met vragen over bijvoorbeeld schuldhulpverlening binnen kunnen lopen en hun vragen kunnen bespreken met buurtgenoten die er ervaring mee hebben. Onderzoek toont aan dat de waarde van de BuurtWerkKamers vooral ligt in laagdrempelige toegang en het gelijkwaardige gesprek tussen buurtgenoten.
Die relatie tussen gezondheid en sociaal contact geldt ook andersom. Voelen we ons gezonder, bijvoorbeeld doordat ouderdom minder snel met gebreken komt of chronische aandoeningen draagbaarder worden, dan zijn we in staat om actiever deel te nemen aan het sociale leven.
Ontmoeting heeft daarnaast een maatschappelijke waarde. Sociaal contact met mensen die anders zijn voorkomt onwenselijke bubbels en scheidslijnen. Het zorgt voor wederzijds begrip en onderlinge solidariteit. Onbekend maakt immers onbemind.
Zo biedt sociaal contact de ‘sociale basis’ noot 34 voor ons individuele welzijn, voor maatschappelijk initiatief en verbondenheid en voor een levendige democratie. Dat is extra belangrijk in tijden van turbulente transities waarin de grenzen van de verzorgingsstaat aan de oppervlakte komen en begrip tussen verschillende groepen in de samenleving onder druk staat (zie figuur 1).
Ontmoetingen met buurtgenoten vervullen een speciale rol. Ze zijn als het ware een aanvulling op de relaties met vrienden en familie in de eigen kring. noot 35 Juist in de buurt kan sociaal contact dan veiligheid of geborgenheid bieden en bijdragen aan het enigszins ongrijpbare ‘thuisgevoel’. noot 36 Niet voor niets krijgt de buurt als sociale leefomgeving een plek als belangrijke ‘determinant van gezondheid’ noot 37 en is een goede sociale infrastructuur een essentieel ingrediënt van een gezonde leefomgeving. noot 38
Nu vrienden en familie vaak verder weg wonen, zijn het buurtgenoten die in potentie het gat van (dagelijks) sociaal contact of informele hulp kunnen opvullen. noot 39 We houden ons immers een groot deel van onze tijd op in onze directe woonomgeving, zeker nu veel mensen vaker thuis werken. Dat geldt in het bijzonder voor ouderen en mensen met een beperkte mobiliteit. Zij brengen extra veel tijd in hun eigen buurt door noot 40 – denk aan de ‘maximale rollatorafstand’ van zo’n 400 meter. noot 41 En ook wanneer mensen klein wonen of geen (ruim) balkon of tuin hebben, zoals jongeren of mensen die het niet zo ruim hebben, wint de buurt als leefomgeving aan belang. noot 42
Sociaal contact met buurtgenoten kan op allerlei manieren van waarde zijn. Juist daarin ligt de kracht ervan. “Een simpele groet, zwaai of praatje bij de bakker [kan al bijdragen] aan het gevoel van erkenning”. noot 43 Dat is het idee van publieke familiariteit: ook als je elkaar niet echt leert kennen, kan elkaar regelmatig treffen in de openbare ruimte er toch voor zorgen dat buurtgenoten ‘bekende vreemden’ van elkaar worden. noot 44
Daarnaast kan actiever samenkomen met buurtgenoten sociaal kapitaal versterken, welzijn bevorderen en eenzaamheid voorkomen. noot 45 Bijvoorbeeld door samen activiteiten te ondernemen of een hapje te eten. Elkaar op deze manier leren kennen kan vervolgens een basis zijn voor meer intensieve buurtbanden en maatschappelijk initiatief. Op die manier zijn buurtbanden essentieel als voorwaarde voor eigenaarschap en draagvlak bij de komende ruimtelijke en maatschappelijke transities. Door contacten binnen de eigen groep, maar juist ook door ontmoetingen met mensen die anders zijn. noot 46
Met die meervoudige waarde van sociaal contact met buurtgenoten komt het belang van een sociale infrastructuur in beeld. Dan gaat het om het aanbod van voorzieningen als scholen, bibliotheken, buurthuizen en cafés, maar ook om openbare ruimte die voor mensen betekenis heeft als plek waar ze elkaar kunnen treffen of fijn kunnen verblijven. Denk aan portieken, straathoeken, parken en pleinen. noot 47
Een sociale infrastructuur verwijst dus naast de fysieke inrichting van de gebouwde omgeving en de architectuur van gebouwen ook naar professionele en sociale elementen (zie kader). Denk aan het belang van goed onderhoud en beheer, aan de ondersteuning van ontmoeting op fysieke plekken door digitale middelen, en aan het belang van georganiseerde activiteiten en ‘gastheerschap’ om bestaande plekken van waarde te laten zijn. noot 48 Daar ligt de kracht van professionals, vrijwilligers en van bijvoorbeeld kunstenaars of sociaal ontwerpers. Om mensen op hun gemak te stellen, een gesprek op gang te brengen en plekken zo samen met bewoners en gebruikers als het ware tot leven te wekken. noot 49 Zo is een sociale infrastructuur inherent verweven met initiatief uit de buurt en het aanbod aan zorg en welzijn dat er is.
De diversiteit van een sociale infrastructuur
Een sociale infrastructuur omvat veel meer dan de in veel beleidsteksten aangehaalde ‘buurthuizen, bankjes en buurtmoestuinen’, hoe belangrijk die ook zijn. Die diversiteit wordt onderstreept door een internationale, systematische analyse. noot 50 Die laat zien dat juist verlaten of ‘open’ ruimtes en plekken essentieel zijn, zoals leegstaande kerken of braakliggende industrieterreinen. Daar kunnen bijvoorbeeld festivals, markten, pop-upwinkels of ‘huiskamers’ ontstaan, of ze kunnen een nieuw leven krijgen als (publieke) ontmoetingsplek.
Ook een recente Nederlandse studie van Platform31 laat zien hoe de gebouwde omgeving op allerlei manieren kan uitnodigen tot ontmoeting. noot 51 Het ruimtelijk ontwerp kan daar op verschillende niveaus aan bijdragen: door het mengen van functies in een buurt, het faciliteren van looproutes of het aantrekkelijk maken van drempelzones en tussenruimtes zoals portieken. Naast het benutten van specifieke gebouwen of plekken omvat de sociale infrastructuur dus evengoed het gebruik van straten of zelfs de ordening of inrichting van buurten.
Een architect die het altijd heeft over het belang van contact en interactie, is Herman Hertzberger. Sinds het begin van zijn loopbaan probeert hij ruimtelijke condities te scheppen voor de basale behoefte aan contact. Zijn bekendste ontwerpvondst is de tribunetrap, waarop je kunt zitten, werken en kletsen. Ook iemand als Jan Gehl heeft vanuit die invalshoek pleidooien gehouden voor ‘levendige plinten’ bij hoogbouw en het idee om steden vooral ‘op ooghoogte’ te ontwerpen.
“De leefbare stad bestaat uit een aaneenschakeling van publieke plekken voor mensen”
– Jan Gehl noot 52
Het ontwerpen of faciliteren van een passende sociale infrastructuur luistert nauw. Elke buurt is immers anders en kent eigen sociale opgaven. Ruimte maken voor ontmoeting is zo veel meer dan het uit de grond stampen van nieuwe plekken of ‘wijken van de toekomst’. Immers: dat er plekken zijn, wil niet zeggen dat ze zullen worden gebruikt. En een plek die de ene persoon trekt, kan iemand anders juist afstoten. We moeten daarom realistische verwachtingen hebben van wat ruimtelijke ingrepen en fysiek ontwerp kúnnen bewerkstelligen. Mensen met uiteenlopende achtergronden bij elkaar brengen is een “enorm grote opgave”. noot 53
De publieke ruimte kan evengoed een strijdtoneel zijn en conflicten oproepen. Denk aan het bankje dat na zonsondergang wordt ‘geclaimd’ door hangjongeren. Daarbij bestaat bij elke ruimtelijke ingreep het risico dat de samenstelling van een buurt verandert (mensen worden ouder, komen in een andere levensfase of verhuizen), waarmee de ruimtelijke inrichting niet meer past bij de behoeften van gebruikers. noot 54 Waar sociale vraagstukken in de buurt soms om snelle ingrepen vragen, is ruimtelijk beleid vaak juist een proces van de lange adem. En vice versa: een fysieke ingreep is soms snel gedaan, maar die bepaalt wel voor de komende decennia de sociale ruimte voor interactie en verbinding.
Toch zagen we in onze verkenning dat er via ontwerp wel veel mogelijk is. Die potentie ligt vooral in de gelegenheid scheppen dat mensen elkaar tegenkomen. Dan gaat het om het ‘inbouwen’ van flexibiliteit, een open vizier, verbeelding en multifunctionaliteit.
Ontmoeting gaat uiteindelijk over sociaal gebruik en dus om gebruikers: ontwerpers kunnen de ruimte op een bepaalde manier inrichten en zo de ruimte voor ontmoeting scheppen, maar wat daarin precies gebeurt is uiteindelijk aan de gebruikers. Daarom heeft ruimte maken voor ontmoeting per definitie een open en onverwacht element. Bijvoorbeeld door plekken te creëren waar de activiteiten, routines of routes van verschillende (leeftijds)groepen samen kunnen komen en verschillende mensen elkaar dus automatisch treffen. Door deze plekken vervolgens zo te ontwerpen dat ze het toestaan om in een prettige sfeer even te blijven hangen voor een praatje, worden ontmoetingen vervolgens verder gefaciliteerd. Denk aan het weren van auto’s rond schoolpleinen of aan het toevoegen van koffiecorners of zelfs volwaardige cafés aan supermarkten of bibliotheken.
“spaces for common place encounters are prerequisites for common conversations”
– Robert Putnam en Lewis Feldstein noot 55
Hernieuwd gebruik van de straat
In Zweden zijn succesvolle projecten uitgevoerd om straten om te vormen tot ontmoetingsplaatsen. Door te werken met flexibele materialen als hout konden gemakkelijk multifunctionele plekken op straat worden gecreëerd met meer ruimte voor voetgangers om te tuinieren en te sporten. Door vooral parkeerplekken te gebruiken, kon dit structureel zonder de doorstroming van verkeer helemaal te blokkeren. Een vergelijkbaar initiatief is de Leefstraat in de gemeente Utrecht. Bewoners kunnen straten die aan een aantal criteria voldoen, tijdens de zomervakantie tijdelijk autovrij inrichten als ruimte voor ontmoeting. De gemeente regelt de goedkeuring en randvoorwaarden zoals verkeersborden; de bewoners regelen de rest.
In het groot van grijs naar groen
Grootschalig herontwerp van ‘grijze’ plekken zoals verkeersaders kan de openbare ruimte omvormen tot ‘groene’ plekken waar het fijn wandelen, bewegen en ontmoeten is. Mooie voorbeelden zien we in binnen- en buitenland. Zo wordt in Antwerpen de grootschalige parkeerplaats op de Gedempte Zuiderdokken ondergronds gemaakt.
Het vrijgekomen gebied zal omgevormd worden tot multifunctioneel park. In New York is een in onbruik geraakte metrolijn omgevormd tot een meer dan 2 kilometer lang verhoogd park ( High Line ), en in Parijs is de Esplanade des Invalides omgevormd tot uitgestrekt parkgebied. In ons eigen land is door de tunnel van de A2 bij Maastricht op maaiveld een Groene Loper ontstaan die verschillende stadsdelen verbindt en ruimte creëert voor recreatie.
Ontmoetingskansen in multifunctionele gebouwen
Ontmoetingskansen worden op uiteenlopende plekken gecreëerd door het (her)ontwerpen van multifunctionele publieke gebouwen, waar allerlei mensen komen voor diverse functies. Bekende voorbeelden zijn de grote, nieuwe bibliotheken, bijvoorbeeld de bibliotheek van Birmingham als ‘People’s Palace’, en in Nederland Hart voor Vathorst, Kulturhus Holten, LocHal Tilburg en het Forumgebouw in Groningen.
Nog in ontwikkeling is een ‘ouderenhub’ in de Rotterdamse wijk IJsselmonde, waar naast ouderenwoningen ook kinderopvang, een huisartsenpraktijk, dagopvangfaciliteiten, een brasserie en een buurthuis worden ontwikkeld.
Bij het vormgeven van beleid gericht op sociaal contact of sociale cohesie spelen ingewikkeldheden. Er zijn immers principiële vragen te stellen bij sturen op ontmoetingen tussen burgers. Hebben mensen daar wel behoefte aan? Ligt paternalisme niet op de loer? Daarbij is het maar de vraag of verwachtingen waar te maken zijn. In onze online verkenning stellen Wekker & Van der Zwaard dat goede bedoelingen juist onwenselijke effecten kunnen hebben: een etentje in een buurthuis werkt beter om mensen in gesprek te laten gaan dan een ‘ontmoetingsavond’. noot 56 Met andere woorden, hoe meer verwachtingen de overheid koestert voor meer sociaal contact, hoe minder ruimte er kan zijn voor ongedwongen ontmoetingen.
Maar niets doen is geen optie. Je kunt niet van burgers verwachten dat zij ‘meer naar elkaar gaan omzien’ zonder hen daarvoor voldoende in de gelegenheid te stellen. Bij eigen initiatieven voor werken aan de buurt kan het voor burgers ingewikkeld zijn om tot een gezamenlijk toekomstbeeld te komen: bewoners verschillen onderling vaak sterk in wat ze willen. Vanuit de wijk komt niet vanzelfsprekend één gelijkklinkend geluid voort. Ook ligt er een opgave om de ervaringswereld van buurtbewoners te vertalen naar de complexe systeemwereld en de verkokerde realiteit van ambtenarij. En daarbij: burgers moeten al van alles en hebben maar beperkte tijd. Zij worden dus al snel overvraagd.
Hoe kunnen beleidsmakers voorkomen dat zij sociaal contact juist in de weg zitten? Dat kan door een goede balans te vinden tussen ruimte maken voor ontmoetingen in de buurt (en dus ook geen maatschappelijke voorzieningen te sluiten) en ruimte te laten voor het ontstaan van een sociale infrastructuur. noot 57 Daarvoor is een goede balans tussen een actieve rol van de overheid en initiatief laten bij bewoners(collectieven), private partijen en maatschappelijke initiatieven, hard nodig. Die balans luistert nauw. Het gaat dan niet om dwingen of duwen, maar om gelegenheid scheppen voor sociaal contact en daarmee maatschappelijk initiatief. En om inspelen op datgene waar bewoners dan zelf mee komen. Of als dat niet gebeurt, hen daarbij helpen of daartoe verleiden.
“Mensen zullen zich zelf moeten verbinden, de overheid kan de kans hierop vergroten”
– Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling noot 58
Daarbij past een perspectief op overheidssturing dat uitgaat van maatschappelijke veerkracht. Denk aan de metafoor van de buurt als ecosysteem. Een sociale leefomgeving ontstaat vanuit de samenleving, vanuit een samenspel tussen bewoners, maatschappelijke initiatieven en private ondernemers.
Deze metafoor benadrukt hoe een adequate sociale infrastructuur vooral van onderop ontstaat, noot 59 in een samenspel van een scala aan actoren van binnen en buiten de buurt – bewoners, maatschappelijke organisaties, private ondernemers, professionals en publieke voorzieningen zoals scholen en bibliotheken. Het is als het ware een ecosysteem dat zichzelf (in principe) in stand houdt. Tegelijkertijd zijn er mogelijkheden om het te voeden. In de termen van een ecosysteem: om te voorkomen dat bepaalde planten de rest gaan overwoekeren of om een handje te helpen als het weer te nat, te droog, te koud of te warm is.
De rol van de overheid ligt dan in het ‘tuinieren’. noot 60 Daarmee bedoelen we: de juiste voedingsbodem scheppen voor een passend samenspel tussen betrokkenen in de buurt waarop maatschappelijk initiatief kan bloeien en waardoor partijen in de buurt elkaar onderling versterken, en om dat samenspel vervolgens zo veel mogelijk te laten ‘stromen’. Dat vraagt aanpassingsvermogen, bijvoorbeeld om erop in te spelen zodra de behoeften van (kwetsbare) burgers ondergesneeuwd raken door de belangen van grote spelers zoals projectontwikkelaars. Maar ook het durven loslaten van burgers die zelf ruimte voor ontmoeting creëren. Tegelijkertijd kan de overheid daarbij helpen: juist het faciliteren van het ontstaan van laagdrempelige plekken kan weer helpen om onderlinge verbanden te versterken.
Op basis van de inzichten uit onze verkenning pleiten we er met dit advies voor de waarde van de buurt als sociale leefomgeving sterker te borgen, met name bij de komende ruimtelijke transities.
Hierna beschrijven we wat daarvoor nodig is en wat dit vraagt van Rijk en gemeenten, met heldere en minder vrijblijvende kaders op nationaal niveau en nieuwe manieren van buurtgericht werken op lokaal niveau, ondersteunend aan initiatief en eigenaarschap van bewoners. Ook bieden we handvaten voor hoe andere partijen in de buurt, zoals zorgorganisaties en woningcorporaties, hun deuren makkelijker kunnen openen voor de buurt, en hoe Rijk en gemeenten hen daarbij kunnen helpen. Immers: werken aan een adequate sociale infrastructuur vraagt samen optrekken van burgers, overheden en maatschappelijke én private partijen.
Het oppakken van de urgente ruimtelijke transities op het gebied van klimaat, energie, woningbouw en mobiliteit biedt kansen om te werken aan een sociale leefomgeving. Ze kunnen de motor zijn om ervoor te zorgen dat de openbare ruimte weer gaat ademen en mogelijkheden voor ontmoeting oplevert. Tegelijkertijd kunnen ruimtelijke transities de sociale leefomgeving juist in gevaar brengen. Hier beschrijven we wat dat betekent voor de afzonderlijke transities.
Mobiliteit: ruimtewinst door minder auto’s
Minder auto’s op straat betekent meer ruimte voor voetgangers en bewoners. Door straten autoluw te maken of collectieve vervoersvormen beschikbaar te maken, kan ruimte worden gemaakt voor leefbare straten. Dat kan door te blijven inzetten op een goed netwerk van openbaar vervoer, fietspaden en voetgangersruimte, waardoor voorzieningen bereikbaar blijven. Dat geldt op het platteland, als tegenwicht voor het verdwijnen van voorzieningen, maar ook als onderdeel van een toegankelijke stad. Ook het benutten van nieuwe vormen van deelmobiliteit en het parkeerbeleid zijn krachtige instrumenten. Elke geparkeerde auto minder bespaart al 20 m2. noot 61
Klimaatadaptatie: de waarde van groene en blauwe ruimtes
Voldoende groen en water wordt steeds meer een mes dat aan twee kanten snijdt. Het voorkomt hittestress en droogte, geeft ruimte aan biodiversiteit, biedt verkoeling én zorgt voor fijne plekken om te bewegen, tot rust te komen of te ontmoeten. Ook bij verdichting of nieuwbouw is behoud of realisatie van voldoende groen en water essentieel.
Energietransitie: een ingrijpende transitie met veel kansen
De energietransitie leidt tot een ingrijpende aanpak van de ondergrondse infrastructuur. Daarmee is het een kans om de openbare ruimte, die opgebroken wordt voor de aanleg van bijvoorbeeld stadsverwarming of robuuste elektriciteitsnetwerken, opnieuw in te richten. Ook kan het beschikbaar stellen van ruimte maatschappelijk initiatief ondersteunen dat een bijdrage levert aan verduurzaming. noot 62 Het is voor sommigen een beladen thema. Verduurzaming kan ingrijpende gevolgen hebben voor iemands woning of financiële situatie. Dat vraagt dus om voldoende (fysieke) plekken om gesprek, informatie en inspraak mogelijk te maken.
Woningbouw: mix van woningen en toegankelijke voorzieningen dichtbij
Natuurlijk moeten er snel meer woningen komen. Maar bouwen we die te snel of te rücksichtslos, dan blijven we achter met huizen die nooit een goed thuis zullen bieden. Daarom moet er bij zowel de aanleg van nieuwbouwwijken als bij verdichting van bestaande wijken aandacht blijven voor een goede mix van woningentypen om bubbels van bevolkingsgroepen te voorkomen en betaalbare woningen te behouden in fijne buurten. Ook is de nabijheid van voldoende voorzieningen en gebruiksvriendelijke buitenruimte van belang. In nieuwbouwbuurten worden die vaak pas laat gerealiseerd of blijft daar te weinig ruimte voor over. Dat is een gemiste kans om nieuwe bewoners ‘naar buiten te lokken’ en nieuwe buurtgenoten te ontmoeten. Uit recent onderzoek van het College van Rijksadviseurs is gebleken dat ook verdichting een hefboom kan zijn om de leefkwaliteit te verhogen. In vele steden en dorpen is door het toevoegen van nieuwe woningen tegelijkertijd gebouwd aan betere buurten. Daar profiteren zowel nieuwe als bestaande inwoners van. noot 63
Om te borgen dat in de aanpak van ruimtelijke transities rekening wordt gehouden met de genoemde punten en wordt bijgedragen aan een sociale leefomgeving, is het belangrijk om hier al bij visie- en planvorming bij stil te staan, op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Bijvoorbeeld nagaan hoe en waarom sociale waarden worden meegewogen, hoe een ruimtelijk plan bijdraagt aan een sociale en gezonde leefomgeving en welke waardenafwegingen daarbij zijn gemaakt. Brede welvaartindicatoren bieden daarvoor potentie. Als indicator van maatschappelijke waarde hebben daarin naast economische waarde ook voor tal van andere ‘voor het leven belangrijke’ aspecten meetbaar worden. Ze sluiten aan bij de behoefte aan kwantitatieve kengetallen van veel ruimtelijke projecten en verantwoording. Maar dan wel op een manier die ruimte maakt voor waarden als gezondheid en sociale samenhang. Zo maken ze mogelijk om ook op deze aspecten harde (verantwoordings)eisen in te bouwen, zodat een plan ook op basis van een ‘sociale onderbouwing’ kan worden aangepast of eventueel afgewezen.
Ontwerpleidraden voor leefkwaliteit
De gemeente Groningen heeft in 2019 een Ontwerpleidraad leefkwaliteit openbare ruimte laten opstellen voor het bereiken van de coalitiedoelstelling om in de openbare ruimte opnieuw de mens centraal te stellen en voor te sorteren op de komende transities. Het document biedt inspiratie en fungeert als kwaliteitskader bij keuzes in nieuwe ruimtelijke ingrepen. Het stelt onder andere hoe verschillende sociale en ruimtelijke waarden als ‘dimensies van de straat’ beter tot elkaar in verhouding moeten komen te staan en fungeert als handleiding om deze samen met bewoners in te vullen. Ook de gemeente Apeldoorn en provincie Gelderland bieden in het boek Buitenkansen voor een uitnodigende buitenruimte (2021) voorbeelden ter inspiratie als ‘leidraad voor ruimte en creativiteit’ bij de herontwikkeling van de buitenruimte.
De Blauwe Wijkeconomie
In het Arnhemse Spijkerkwartier werkt een groep wijkbewoners aan het realiseren van een duurzame en sociale leefomgeving via het buurtinitiatief De Blauwe Wijkeconomie . Deze ‘technische klus’ werd ook een ‘sociale kwestie’. noot 64 Er werd samen gewerkt aan en geïnvesteerd in het plaatsen van zonnepanelen op collectieve gebouwen in de buurt. Uit die samenwerking ontstond meer inzicht in de sociale problematiek van sommige buurtgenoten. De nadruk verschoof steeds meer naar hoe zij als buurtgenoten zorg konden dragen voor elkaar, bijvoorbeeld via het opzetten van een Buurtgroenbedrijf.
Voor het Rijk pleiten we voor een actievere rolinvulling. Daartoe moet het Rijk de beleidsvisies over het belang van een sociale leefomgeving verder invullen en de vrijblijvendheid eraf halen. Dat vraagt goed opdrachtgeverschap, zelf het goede voorbeeld geven met het eigen vastgoed en meer domeinoverstijgend werken.
De Landelijke Nota Gezondheidsbeleid en de Nationale Omgevingsvisie kunnen als kompas dienen voor ruimtelijk beleid. Toch bieden ze in de (lokale) praktijk nu nog maar beperkt richting en houvast. De visies zouden concreter en meer inspirerend moeten beschrijven hoe een sociale leefomgeving eruitziet. Dat betekent voorbij de nu vaak gebezigde algemeenheden van ‘meer ruimte voor ontmoeting’ en voorbeelden als ‘meer zitbankjes’. Het is de kunst om de visie op de buurt als sociale leefomgeving op strategisch niveau te formuleren én een concrete invulling te geven. Daarvoor is nodig:
Ontwikkelen ‘Leefbuurten’
De Vlaamse Bouwmeester heeft vorig jaar, in samenwerking met onder andere de Vlaamse minister voor Binnenlands Bestuur, een oproep gedaan aan lokale besturen die een kwaliteitssprong willen maken bij de geplande herinrichting van de publieke ruimte in een van hun wijken. Zeven geselecteerde steden en gemeenten worden ondersteund in de transformatie tot zogenoemde Leefbuurten : buurten die optimaal zijn ingericht voor wandelaars en fietsers, gezond en aangenaam zijn om in te verblijven, uitnodigen tot ontmoeting en ruimte bieden voor ontspanning, groen en water. Aan de begeleiding wordt een leertraject gekoppeld dat inzichten oplevert voor andere projecten en toekomstig beleid. noot 65
Opvolging geven aan de genoemde visies moet minder vrijblijvend worden. Ook kan het gevoel van urgentie om er werk van te maken worden versterkt door actievere monitoring van het uitvoeren van de doelen door gemeenten en anderen. Daarvoor is nodig:
Het Rijk heeft grond en gebouwen in bezit en kan daarmee het goede voorbeeld geven en heel direct bijdragen aan een sociale leefomgeving op deze plekken, bijvoorbeeld door rijksbezit waar mogelijk open te stellen voor de buurt. Juist de overheid is bij uitstek in staat om bij verkoop of herontwikkeling de sociale waarde centraal te stellen in plaats van de financieel meest rendabele opbrengst. noot 68
Gemeenten gaan over de inrichting van de openbare ruimte en de toedeling van plekken en functies. Daarom zijn gemeenten aan zet voor de leefomgeving. Daarvoor hebben zij uiteraard middelen nodig, maar het is ook een kwestie van anders werken en andere keuzes maken. Bedenk bijvoorbeeld samen met de buurt hoe je ruimte voor ontmoeting kan laten ontstaan voordat je een straat openbreekt om bij te dragen aan de energietransitie of klimaatadaptatie.
Gemeenten kennen – als het goed is – hun burgers en weten waar gezondheidswinst of versterking van buurtbanden nodig of mogelijk is. Toch is dat nog niet overal het geval. Contact met de inwoner wordt vaak gezien als ‘onderbreking van het werk’, terwijl het juist de kern is: voor de inwoner werken. Dit vraagt dichter bij de burger staan, ondersteunend zijn aan meer zeggenschap en eigenaarschap van bewoners voor hun buurt, en zo veel mogelijk gebiedsgericht werken. Daarvoor is nodig:
Er is veel winst te behalen door meer vanuit de buurt te gaan werken. Dan bedoelen we: gebiedsgericht en vanuit een visie, voor langere tijd, om gemeentelijke kokers te doorbreken en aan te sluiten bij de uitdagingen én de potentie van een buurt. Het biedt een kapstok voor samenwerking tussen verschillende plekken en voorzieningen in de wijk, zoals scholen en culturele instellingen als een ‘collectief kunst- en leerstelsel in de buurt’. En het kan als basis dienen om private investeerders of ontwikkelaars voor langere tijd aan een buurt te binden. noot 69
We zien daarvan inmiddels goede voorbeelden gericht op het terugdringen van gezondheidsachterstanden. noot 70 Zo’n aanpak zou ook uitgangspunt moeten zijn voor buurtontwikkeling buiten grootstedelijke achterstandswijken of gebieden met hardnekkige gezondheidsachterstanden.
Gebiedsbiografieën als inspiratie
De ontwikkelde regionale gebiedsbiografieën voor omgevingsbeleid kunnen inspireren tot ‘buurtverhalen’. Ze leveren de inhoudelijke input voor regionale Omgevingsagenda’s en zijn een methode om vorm te geven aan maatschappelijke participatie in ruimtelijk beleid. Een beter begrip van verleden en heden van gebieden en hun bewoners vormt een belangrijke inspiratiebron voor visie- en planvorming voor deze gebieden. noot 72
Leefbaarheidsadviseurs in Westerkwartier
De Groningse fusiegemeente Westerkwartier heeft – ondanks haar grote geografische omvang – dicht bij inwoners staan tot speerpunt van beleid gemaakt. Het versterken van de leefbaarheid in de verschillende kernen past daarbij, met oog voor het unieke karakter en de kwaliteiten. Een belangrijke rol is weggelegd voor leefbaarheidsadviseurs die zijn gekoppeld aan een of meer dorpen. Ze zijn het eerste aanspreekpunt voor bewoners, maatschappelijke initiatieven en verenigingen. Zo vormen ze het scharnierpunt tussen bewoners en de gemeentelijke organisatie.
Een passende sociale infrastructuur kan niet tot stand komen zonder actieve betrokkenheid van bewoners. Dan bedoelen we niet ‘een beetje inspraak’ binnen de ambtelijke kaders en processen van gemeenten. Er is meer nodig: zo veel mogelijk uitgaan van de maatschappelijke veerkracht die in buurten bestaat en die faciliteren in een proces van co-creatie, waarin buurtbewoners vooral zelf eigenaarschap nemen (en krijgen) voor de leefomgeving.
Dat uitgangspunt vraagt om een radicaal andere manier van werken binnen overheidsorganisaties. De gemeente moet weten wat er speelt en moet bewoners actief informeren over ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij dient zij te faciliteren dat daarin iedereen wordt gezien en gehoord en dat verschillende geluiden en belangen ruimte krijgen. Waar nodig moet de gemeente het maken van afwegingen faciliteren en bewoners helpen om initiatief te nemen bij planning en uitvoering. noot 73
Ma.ak020
Onder de vlag van Ma.ak020 heeft de gemeente Amsterdam een maatschappelijk akkoord gesloten met haar inwoners met afspraken om hun (mede)eigenaarschap en zeggenschap verder aan te moedigen en te verstevigen. Daarin zijn bijvoorbeeld opgenomen: vaker maatschappelijk aanbesteden, recht op ondersteuning voor maatschappelijke initiatieven en het uitwerken van buurtzeggenschap en buurtbegroten.
Ook bij werken vanuit de buurt kan het lastig blijven om plekken algemeen toegankelijk te houden of beschikbaar te maken als ontmoetingsruimte. Zeker waar ruimte schaars is of een financieel rendabele exploitatie ingewikkeld is. Dat vraagt dus gerichte aandacht om voldoende ‘rommelruimte’ te behouden waar ontmoetingsplekken kunnen ontstaan noot 75 of door beter gebruik te maken van wat er is. Er zijn immers veel gebouwen of plekken in de openbare ruimte die in potentie waarde hebben voor ontmoeting, zonder dat je er iets (structureels) voor hoeft te bouwen.
Zo kan een markt of festival een plein af en toe verlevendigen, en kunnen culturele instellingen die nu een groot deel van de dag leeg groepen worden gebruikt. Ook door investeren in het beheer van de openbare buitenruimte en in voldoende groen kan de sociale functie van bestaande plekken worden verhoogd. Toch raakt de waarde van goed beheer en onderhoud vaak ondergesneeuwd door de aandacht voor nieuwe plannen.
Utrechtse ‘barcode’
De Utrechtse ‘barcode’ is een instrument om bij ruimtelijke plannen voldoende oog te houden voor de sociale infrastructuur. De gemeente Utrecht heeft recent een Ruimtelijke Strategie Utrecht 2040 (RSU) opgesteld om de snelle groei van het aantal huizen te laten samengaan met voldoende voorzieningen voor de leefbaarheid. De ‘barcode’ laat per 10.000 woningen zien welke andere voorzieningen er in een gebied gewenst zijn, zoals sportvelden en scholen. Ontwikkelplannen worden aan deze barcode getoetst.
Makelpunt-app
De website en app Makelpunt brengt inwoners of organisaties bij elkaar die een ruimte voor een activiteit of buurtinitiatief tegen een toegankelijk tarief beschikbaar hebben of zoeken.
Organisaties en plekken in de buurt spelen een cruciale en waardevolle rol als onderdeel van de sociale infrastructuur. Niet als ‘makkelijke’ oplossing of vervanging van publieke voorzieningen, maar als waardevolle aanvulling daarop. Het kan gaan om allerlei (semi)publieke en private plekken, zoals scholen, sportlocaties, zorgaanbieders, culturele instellingen, horeca of winkels. Meer specifiek zien we een belangrijke rol weggelegd voor zorgorganisaties en woningcorporaties.
Je hoeft er niets nieuws voor te bouwen, het gaat er alleen om dat deze plekken hun deuren meer dan nu openen voor buurtbewoners, naast de eigen (betalende) leerlingen, cliënten, klanten of bezoekers. Vaak staan ze een groot deel van de dag leeg. Er liggen dus kansen om hun potentie als ruimte voor ontmoeting in de buurt beter te benutten. (Her)ontwerp zou hier dan ook mede op gericht moeten zijn.
Daarvan zien we al inspirerende voorbeelden (zie kader). Tegelijkertijd kan het deze organisaties en plekken makkelijker worden gemaakt. Bijvoorbeeld door waar mogelijk beperkende regels, financieringsvoorwaarden of wettelijke kaders te versoepelen of ze te helpen bij het vinden of realiseren van passende huisvesting. Ook zijn er manieren om ze daartoe te stimuleren: door bij specifieke typen plekken – naar analogie van bibliotheken in de Biliotheekwet – ‘ontmoeting’ als een van hun (kern)taken op te nemen of door collectieve ontmoetingsfuncties als voorwaarde op te nemen bij subsidies of andere vormen van financiering.
Wonen en ontmoeten
Zorgen en ontmoeten
Winkelen en ontmoeten
Sporten en ontmoeten
Cultuur en ontmoeten
Corona heeft ons erop gewezen dat we sociale wezens zijn. Betekenisvolle sociale contacten zijn belangrijk voor ons aller welzijn en gezondheid, en ze zorgen voor leefbare en veerkrachtige buurten en wijken. Met verschillende transities op komst, die allemaal op hun manier iets zullen vragen van onze fysieke én sociale infrastructuur, is het momentum daar. Door te investeren in ruimte voor ontmoeting en de burger daar een prominente rol in te geven, minimaliseren we het sociaal ontwrichtende gevaar van die transities.
Daarbovenop groeit het besef dat de zorg tegen de grenzen van de houdbaarheid oploopt. Meer aandacht voor sociale determinanten van gezondheid is dan een vorm van collectieve preventie. Deze determinanten kennen hun meest concrete uitwerking in onze directe leefomgeving. Het aanpakken ervan vraagt daarom iets van alle partijen. Het vraagt van systeempartijen om ruimte te creëren voor ontmoeting, van uitvoeringspartijen om die ontmoeting letterlijk ruimte te bieden, en van burgers en professionals om die ruimtes te in te vullen en te benutten voor ontmoeting. Want gezond of ongezond word je nooit alleen.
Bussemaker, J. & F. Alkemade (2020). Terug naar buiten, terug naar elkaar. Blog in de blogreeks ‘In het Oog van de Storm’ van de RVS, 20 mei 2020.
Bloemen, S. & W. van Woerden (2021). Pleidooi voor een zorgzame samenleving. Blog op www.socialevraagstukken.nl, 10 november 2021.
Smouter, K. (2020). Noaberschap sells. Het achterland als voorhoede. In: De Groene Amsterdammer, nr. 41, 7 oktober 2020.
Movisie (2020). Wij in de wijk. Werken aan sociale samenhang in buurten en wijken. Utrecht: Movisie.
RVS (2017). Ruimte voor redzaamheid. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid en Samenleving; CRa (2020). De noodzaak van tuinieren. Hoe met ruimtelijke condities economische excellentie en kansengelijkheid te bevorderen. Den Haag: College van Rijksadviseurs; RVS (2020). Gezondheidsverschillen voorbij. Complexe ongelijkheid is een zaak van ons allemaal. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving.
Steenbekkers, A., L. Vermeij & P. van Houwelingen (2017). Dorpsleven tussen stad en platteland. Slotpublicatie Sociale Staat van het Platteland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Rli (2020). Toegang tot de stad. Hoe publieke voorzieningen, wonen en vervoer de sleutel voor burgers vormen. Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Alkemade, F., P. Meurs & G. van Herk (2018). Briefadvies n.a.v. de ontwerpprijsvraag WHO CARES, maart 2018; RVS (2020). Gezondheidsverschillen voorbij. Complexe ongelijkheid is een zaak van ons allemaal. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving.
CBS (2018). Prognose: 3,5 miljoen alleenwonenden in 2030. www.cbs.nl, 18 december 2018. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Kremer, M. (2022). Van individu naar relaties. Column op Sociale Vraagstukken, 28 januari 2022.
Linders, E. (2010). De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Tilburg: Universiteit van Tilburg; Bredewold, F., M. Hermus en M. Trappenburg (2020). ‘Living in the community’ the pros and cons: A systematic literature review of the impact of deinstitutionalisation on people with intellectual and psychiatric disabilities. In: Journal of Social Work, vol. 20:1, p. 83-116; Duyvendak, J.W. & F. Wekker (2015). Thuis in de openbare ruimte? Over vreemden, vrienden en het belang van amicaliteit. Den Haag: Platform31; Kromhout, M., P. van Echtelt & P. Feijten (2020). Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Kroon, H., H. Michon, A. Knispel e.a. (2018). Landelijke Monitor Ambulantisering en Hervorming Langdurige GGZ 2018. Utrecht: Trimbos Instituut.
Volksgezondheidenzorg.info. Mede door de coronacrisis is de eenzaamheid de afgelopen jaren licht toegenomen. Die toename is het grootst onder jongeren.
Vermeij, L. & W. Hamelink (2021). Lang niet toegankelijk. Ervaringen van Nederlanders met een lichamelijke beperking als spiegel van de samenleving. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau; Daalhuizen, F., F. van Dam, C. de Groot, F. Schilder & M. van der Staak (2019). Zelfstandig thuis op hoge leeftijd. Verkenning van knelpunten en handelingsperspectieven in beleid en praktijk. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
Kromhout, M., P. van Echtelt & P. Feijten (2020). Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid. Den Haag: SCP.
Uyterlinde, M. & N. Gastkemper (2018). Naar een wendbare wijkaanpak. Het waarom en hoe van lokaal gestuurde wijkvernieuwing. Den Haag: Platform31.
Rli (2021). Geef richting, maak ruimte! Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Zie onder andere een recente inventarisatie van behoeften onder gemeenten om te werken aan een gezonde leefomgeving in Van Ark, T. & P. Blokhuis (2021). Werken vanuit drie randvoorwaarden voor het Programma Gezonde Groene Leefomgeving. Kamerstukken II, 2020-2021, 32793, nr. 549.
Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst. Coalitieakkoord tussen VVD, D66, CDA en ChristenUnie, 15 december 2021.
Voorbeelden zijn het nieuwe programma Leefbaarheid en Veiligheid van minister De Jonge (Volkshuisvesting) en het leefbaarheidsfonds van € 450 miljoen voor kwetsbare gebieden.
BZK (2020). Nationale omgevingsvisie. Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
VWS (2020). Gezondheid breed op de agenda. Landelijke nota gezondheidsbeleid 2020-2024. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Nieuwsbericht Gezonde en groene leefomgeving is nodig voor een vitale samenleving, op de website van ZonMw, 16 april 2021.
Jonge, H. de (2022). Planning van de beleidsprogramma’s voor de portefeuille Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening deze kabinetsperiode. Kamerstukken II, 2021-2022, 35925 VII, nr. 137, 14 februari 2022.
Jonge, H. de (2022). Ruimtelijke ordeningsbrief. Kamerstukken II, 2021-2022, 34682, nr. 92, 17 mei 2022.
Soeterbroek, F. (2021). Laat projectontwikkelaars niet aan de haal gaan met de leefbaarheid in wijken. Blog op www.socialevraagstukken.nl, 3 november 2021.
Ombudsman Metropool Amsterdam (2021). Participanten het bos ingestuurd. Een onderzoek naar de uitvoering van een burgerparticipatietraject bij herinrichting van openbaar groen in stadsdeel Noord. Amsterdam: Ombudsman Metropool Amsterdam, 7 juli 2021.
Dit advies vormt zo een voorschot op de vraag van de Tweede Kamer aan de Rijksbouwmeester om advies over ‘(ver)bouwen voor ouderen en hun leefomgeving’, Motie-Werner over advies vragen aan de Rijksbouwmeester over bouwen voor ouderen (Kamerstukken II, 2021-2022, 35503, nr. 4).
Klinenberg, E. (2018). Palaces for the People. How to Build a More Equal and United Society. New York: Penguin Books; Lans, J. van der (2020). Het dogma aanbesteden en waarom we het in het sociaal domein achter ons moeten laten. Essay in opdracht van het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners.
RVS (2020). De derde levensfase: het geschenk van de eeuw. Den Haag: Raad voor Volksgezondheid & Samenleving; CBS (2014). De sociale context van geluk: wat is belangrijk voor wie? Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ter Avest, D. & A. Kooiman (2020). ‘Betekenisvolle ontmoetingsplekken en sociaal werk’ In: F. Spierings & M. Spierts, Basisboek sociaal werk (4e druk), p. 261-276. Amsterdam: Boom.
Zie ook het interview met Ben Lachhab van de Participatiekeuken in onze verkenning.
Blonk, L., F. Bredewold, A. Machielse & E. Tonkens (2019). Wat is een betekenisvolle ontmoeting? Een literatuurstudie voor focus en onderbouwing van de werkwijze van het Oranje Fonds. Utrecht: Oranje Fonds.
Wienen, J. (2022). Schuldenvrij met wat hulp uit de buurt. In: NRC, 21 februari 2022.
Lans, J. van der (2020). Het dogma aanbesteden en waarom we het in het sociaal domein achter ons moeten laten. Essay in opdracht van het Landelijk Samenwerkingsverband van Actieve bewoners.
Blokland, T. (2005). Goeie buren houden zich op d'r eigen. Buurt, gemeenschap en sociale relaties in de stad. Den Haag: Dr. Gradus Hendriks-stichting.
Alderliesten, J., L. Repetur, M. Ham, J. Tuinstra & L. Verharen (red.) (2021). Hoopvol en kwetsbaar. Omzien naar elkaar in tijden van corona. Impact van de coronapandemie op sociale kwaliteit van het dagelijks leven. Utrecht: Movisie; Graaf, P. van der, & J.W. Duyvendak (2009). Thuis voelen in de buurt: een opgave voor stedelijke vernieuwing. Den Haag: NCIS Institute.
Dahlgren G. & M. Whitehead (1991). Policies and Strategies to Promote Social Equity in Health. Stockholm: Institute for Futures Studies.
Klinenberg, E. (2018). Palaces for the People. How to Build a More Equal and United Society. New York: Penguin Books.
Linders, E. (2010). De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Tilburg: Universiteit van Tilburg.
Bredewold, F. (2014). Lof der oppervlakkigheid. Contact tussen mensen met een verstandelijke of psychiatrische achtergrond en buurtbewoners. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Zie ook de bijdrage van Irene Edzes over het Michi Noeki project in onze online verkenning.
Zie ook het interview met Mourad Ouari over de Haagse Transvaalbuurt in onze online verkenning.
Bredewold, F. (2014). Lof der oppervlakkigheid. Contact tussen mensen met een verstandelijke of psychiatrische achtergrond en buurtbewoners. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, p. 6.
Duyvendak, J.W. & F. Wekker (2015). Thuis in de openbare ruimte? Over vreemden, vrienden en het belang van amicaliteit. Den Haag: Platform31; zie ook de bijdrage van Patricia Wijntuin in onze online verkenning.
Mohnen, S.M., P.P. Groenewegen, B. Volker & H. Flap (2011). Neighborhood social capital and individual health. In: Social Science & Medicine, vol. 72:5, p. 660-667.
Engbersen, R. & J. Jansen (2021). Laat mensen uit dezelfde groep lekker bij elkaar ‘klitten’, het hoeft niet altijd inclusief te zijn. In: Trouw, 9 december 2021.
Klinenberg, E. (2018). Palaces for the People. How to Build a More Equal and United Society. New York: Penguin Books; Mantingh, I. & A. Duivenvoorden (2021). Ontwerp voor ontmoeten. Hoe de gebouwde omgeving kan uitnodigen tot contact. Den Haag: Platform31.
Binken, S., L. Zuijderwijk, J. Burgers & D. van der Wilk (2012). Openbare ruimte als professionele opgave en alledaagse omgeving. Een analyse van zes geselecteerde plekken in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Eindrapportage Consortium ‘De kracht van prachtige openbare ruimte’. Machielse, A., S. Bekkers, J. Jolink & J. Lof (2022). “We hopen dat het leuker en gezelliger wordt”. Vitale woongemeenschappen in Rotterdamse ouderencomplexen. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Zie ook de bijdrage van de Sociaal Creatieve Raad in onze online verkenning.
Bagnall, A-M., J. South, S. Di Martino & K. Southby (2018). A systematic review of interventions to boost social relations through improvements in community infrastructure (places and spaces). Leeds: What Works Centre for Wellbeing/Leeds Beckett University.
Mantingh, I. & A. Duivenvoorden (2021). Ontwerp voor ontmoeten. Hoe de gebouwde omgeving kan uitnodigen tot contact. Den Haag: Platform31.
Baggerman, K. (2021). Jan Gehl: ‘Er is een onstilbare honger naar betere steden. Steden voor mensen.’ Stadszaken, 30 augustus 2021.
Duyvendak, J.W. & F. Wekker (2015). Thuis in de openbare ruimte? Over vreemden, vrienden en het belang van amicaliteit. Den Haag: Platform31, p. 9.
RMO (2005). Niet langer met de ruggen naar elkaar. Een advies over verbinden. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Putnam, R. & L. Feldstein (2003). Better Together. Restoring the American Community. New York: Simon & Schuster, p. 291.
Zie de bijdrage van Fenneke Wekker en Willemijn van der Zwaard in onze online verkenning.
Hertsberger, H. (1996). Ruimte maken, ruimte landen. Lessen in architectuur. Rotterdam: Uitgeverij 010.
RMO (2005). Niet langer met de ruggen naar elkaar. Een advies over verbinden. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
CRa (2020). De noodzaak van tuinieren. Hoe met ruimtelijke condities economische excellentie en kansengelijkheid te bevorderen. Den Haag: College van Rijksadviseurs.
CRa (2020). De noodzaak van tuinieren. Hoe met ruimtelijke condities economische excellentie en kansengelijkheid te bevorderen. Den Haag: College van Rijksadviseurs.
Fietsberaad Vlaanderen & Team Vlaams Bouwmeester (2022). Buurten met lef, buurten vol leven. Inspiratie en ontwerpstrategieën.
Bronsvoort, I., J. Hoffman & M. Hajer (2020). Vormgeven aan inclusieve ontmoetingen in de energietransitie. Utrecht: Urban Futures Studio.
CRa (2022). Verdichtingsverhalen: betere buurten én meer woningen. Den Haag: College van Rijksadviseurs.
Jansen, E. (2019). Groen is voor de happy few, blauw is voor iedereen. Een interview met Patrick Hoogenbosch (De Blauwe Wijkeconomie) over de sociale kant van de energietransitie. In: Journal of Social Intervention: Theory and Practice, vol 28:2, p. 10-15.
Fietsberaad Vlaanderen & Team Vlaams Bouwmeester (2022). Buurten met lef, buurten vol leven. Inspiratie en ontwerpstrategieën.
De RVS werkt aan een advies over een toekomstbestendige organisatie van de publieke gezondheidszorg in Nederland. Dat advies werkt verder uit hoe dergelijke wettelijke gezondheidsdoelen van waarde kunnen zijn. Dit advies wordt later in 2022 verwacht.
SiRM en Finance Ideas (2020). Waar moeten opa en oma wonen? Gemeentelijke woonvisies en handelingsperspectieven onderzocht. Utrecht: SiRM.
Steenhuis, M. (2020). Het Rijk als rentmeester. Sturen op maatschappelijke meerwaarde. Den Haag: College van Rijksadviseurs; Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2014). Vrijkomend rijksvastgoed. Over maatschappelijke doelen en geld. Den Haag: Rli.
Soeterbroek, F. (2021). Laat projectontwikkelaars niet aan de haal gaan met de leefbaarheid in wijken. Blog op de website Sociale Vraagstukken, 3 november 2021.
Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (2021). Een eerlijke kans op een gezond leven. Den Haag: RVS.
Uyterlinde, M., E. Can, M. Ooms, R. Engbersen & S. van Arum (2021). Hoe maak ik een buurtagenda? Zeven bouwstenen voor een vliegende start. Den Haag en Utrecht: Platform31 en Movisie.
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (2020). Gebiedsbiografie als basis voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Amersfoort: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Mesters, B. (2022). De gezamenlijke woondroom. De Groene Amsterdammer, nr. 9, 2 maart 2022.
Bronsvoort, I., J. Hoffman & M. Hajer (2020). Vormgeven aan inclusieve ontmoetingen in de energietransitie. Utrecht: Urban Futures Studio. Zie ook de bijdrage van Lieke Oldenhof, Sabrina Rahmawan-Huizenga en Hester van de Bovenkamp in onze verkenning.
Rli (2020). Toegang tot de stad. Hoe publieke voorzieningen, wonen en vervoer de sleutel voor burgers vormen. Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Rli (2022). Onderdak bieden: sturen op prestaties van woningbouwcorporaties. Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.
Ollongren, K. (2020). Kamerbrief over de volkshuisvestelijke prioriteiten voor de periode 2021-2025. Kamerstukken II, 2020-2021, 32847, nr. 698.
Ministerie van BZK (2021). Magazine over prestatieafspraken leefbaarheid.
Swartjes, S. (2022). Zet in op het sociaal weefsel van wijken. Interview met Gea Sijpkes, directeur van Humanitas Deventer. TwynstraGudde, 10 februari 2022.
Jonge, H. de (2021) Kamerbrief over Vierde Voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid. Kamerstukken II 2021-2022, 29538 nr. 330.
Ibid.
Wakkie, J. & E. Scherder (2020). 65+ en bewegen: fysiek, sociaal en mentaal van belang. Blogreeks De derde levensfase, op de website van de RVS, 26 maart 2020.
Zie de bijdrage van Ilja van Holsteijn in onze online verkenning.
Jonge, H. de (2021) Kamerbrief over Vierde Voortgangsrapportage Eén tegen eenzaamheid. Kamerstukken II 2021-2022, 29538 nr. 330.